Steden als New York en
Londen zijn zeer aantrekkelijk vanwege de financiële industrie; San Francisco is
een knooppunt voor de informatica industrie, terwijl een stad als Los Angeles
geldt als een magneet voor wat heet de creative industry.
Ook in Nederland is al
jaren sprake van een trek naar de steden, zeker naar steden in de Randstad. Het
geldt als het zwaartepunt van de Nederlandse diensteneconomie en telt ook de
meeste universiteiten. Om deze en andere
redenen oefent de Randstad een magneetwerking uit op hoogopgeleide jongeren en
(hooggeschoolde) immigranten. De uitkomst van de trek naar de stad is wel, dat
huizenprijzen in de Randstad de pan uitrijzen met Amsterdam als koploper.
Het verhaal wil, dat door
corona wel eens een einde aan deze trek naar de steden zou kunnen komen. De
groeiende mogelijkheden van thuiswerken zou het voor veel stadsbewoners aantrekkelijk
maken om ‘buiten’ te gaan wonen in een royale woning tegen heel acceptabele
prijzen.
De trek uit de stad zou daarmee een oplossing kunnen zijn voor de penibele situatie waar veel krimpgebieden in verkeren. Die zien hun jongeren wegtrekken en hun voorzieningenniveau dalen. De trek uit de stad zou daarmee het mes aan twee kanten kunnen laten snijden. Enerzijds zou de druk op de woningmarkt in de steden verminderen en daarmee de prijsstijgingen beperken. Anderzijds zouden de krimpregio's nieuwkomers mogen verwelkomen en zo een einde kunnen maken aan de demografische en economische neergang.
Als dat zo is dan zou de overheid in haar strijd tegen de woningnood in steden het gedrag van haar burgers kunnen sturen en een spreidingsbeleid kunnen ontwikkelen. Dat klinkt logisch en aantrekkelijk, maar wat wijst de praktijk uit?
Praktijk
Zoals gezegd is de Randstad
en in het bijzonder de steden daar bijzonder aantrekkelijk vanwege de
sterke economie en de demografische groei. Sterker nog, dat is een zichzelf
versterkend effect. De aanwezigheid van banen en bedrijven trekt weer andere
bedrijven en dus banen aan. In de praktijk blijkt bovendien dat mensen graag in
de nabijheid van hun werk willen wonen en slechts beperkt bereid zijn lange
afstanden af te leggen. Het verplaatsen van bedrijven is niet werkelijk een
optie. De praktijk wijst uit dat bedrijven slechts over een beperkte afstand
willen verhuizen. Om die reden is ook het spreidingsbeleid van de overheid in
de jaren zeventig van de vorige eeuw een fiasco geworden. Zelfs overheidsdiensten
lieten zich niet daadwerkelijk naar de regio verplaatsen, een enkele
uitzondering daargelaten.
Dat wil overigens niet zeggen, dat mensen de stad niet willen verlaten. Zeker hoogopgeleiden willen bij een verandering van de gezinssituatie wel degelijk graag de stad verlaten.
Maar dat wil niet zeggen
dat ze ook interregionaal willen verhuizen. De meeste verhuizingen zijn intraregionaal,
binnen de eigen regio. De nabijheid van een stad blijft van doorslaggevend
belang. De stad is niet alleen belangrijk voor de productie (banen), maar ook
voor consumptie in de brede zin van het woord. Er is nog een ander voordeel van
intraregionaal verhuizen. Wie in de Randstad woont, is altijd in de buurt van
verschillende steden. Afstanden zijn heel beperkt en dat is mooi meegenomen in
een tijd dat het tweeverdienersmodel dominant is.
Verdichting of spreiding
De groeiende
verstedelijking van de Randstad gaat uiteraard ten koste van de natuur en het
landelijk gebied. Toch stellen stedelingen de nabijheid van landelijk gebied
zeer op prijs. Een landelijk gebied laat zich maar moeilijk verplaatsen en dus
hebben beleidsmakers tot dusverre niet gekozen voor een spreidingsbeleid, maar
voor verdichting. Er wordt zoveel mogelijk binnen de stad gebouwd om het
landelijk gebied zoveel mogelijk te ontzien.
Dat is tot dusverre
succesvol en biedt nog voldoende perspectief. Kantoren en winkels kunnen omgebouwd
worden en verouderde industrieterreinen bieden, al dan niet op termijn, nog voldoende
mogelijkheden. Ook zorgen beleidsmakers ervoor, dat in steden voldoende aanbod
is van verschillende woningtypes om de woonwensen van bestaande en nieuwe bewoners
te bevredigen.
In de praktijk blijkt dat
het beleid niet gericht kan zijn op spreiding. De keuze van de woonconsument is
in meerderheid vooral gedreven door het niveau van voorzieningen en door de
aanwezigheid van veel banen. Dan valt de keuze al heel snel op steden binnen de
Randstad.
Daar kan een huis met tuin ergens in een van de regio's niet tegenop. Natuurlijk zijn er grenzen aan wat mogelijk is binnen de stadsgrenzen. En dan is het maar goed dat er een groep bewoners en woonconsumenten is wiens wensen minder strikt zijn of die juist niet in een stad willen wonen. Deze groepen zijn er wellicht voor te porren om elders te gaan wonen. Dan is sturen op locatievoorkeur wel degelijk mogelijk.
Wat dan weer wel vaak speelt, is de afstand. Ze willen eerder intraregionaal en niet interregionaal verhuizen. Het gaat dan vaak om hoogopgeleiden, die een gezin willen stichten! Ook of misschien juist voor deze groepen speelt bereikbaarheid een belangrijke, zo niet doorslaggevende rol bij hun locatiekeuze.
Conclusie
De conclusie moet zijn, dat de woonconsument niet heel erg stuurbaar is. Dan laten we zaken als financiële haalbaarheid even buiten beschouwing. Het gebrek aan financiële slagkracht zorgt er zonder twijfel voor dat grote groepen hun woonwensen moeten aanpassen en wijzigen. Maar dan nog is het niet zo dat deze groepen naar een zogenoemde periferie trekken. Onderzoek op onderzoek komt tot dezelfde conclusie en dat betekent dat corona waarschijnlijk slechts tijdelijk de trek uit de (Rand)stad bevordert. Het is waarschijnlijk een kortstondige oprisping.
De trek is in ieder geval onvoldoende om de krimpgebieden in Nederland de helpende hand te bieden. Daar is een andersoortig overheidsbeleid voor nodig. Sturen op woonvoorkeuren is op voorhand gedoemd te mislukken.
Bronnen:
Planbureau voor de woonomgeving, STUURBAARHEID VAN WOONVOORKEUREN. Den Haag 2021