Jongere generaties op zoek naar een betaalbare koop- of huurwoning wijzen steeds vaker met de beschuldigende vinger naar de babyboomgeneratie. Deze zeer brede groep van ouderen, geboren tussen 1945 – 1960, heeft heel veel woningen in bezit en weigert door te stromen naar een andere behuizing. Dat verkleint de doorstroming op de woningmarkt. In hoeverre is deze beschuldiging waar?
Huiseigenaar
Ja, het klopt, heel veel babyboomers zijn huiseigenaar. Meer dan 50% heeft een eigen woning. Nog maar 25 jaar geleden was de meerderheid van de ouderen (65%) juist huurder.
Dit hoger percentage eigenwoningbezit is voor een niet gering deel de uitkomst van actief overheidsbeleid. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw stimuleerde de overheid het eigenwoningbezit.
Ruim de helft van alle ouderenhuishoudens is huiseigenaar
Het behoorlijke percentage eigenwoningbezit maakt dat de babyboomers 32% van alle koopwoningen in bezit hebben.
Evenals hun kinderen en kleinkinderen wonen babyboomers vooral in rijtjeswoningen; in hoek- en tussenwoningen. Ongeveer 26% woont in een tussenwoning, het type huizen dat zo geschikt is voor startende gezinnen. Opvallend is wel dat juist de 75-plussers in een vrijstaande woning wonen. Het gaat maar liefst om 40% van de vrijstaande woningen. Bij deze leeftijdsklasse groeit overigens ook het aandeel appartementen in eigendom.
Het zal waarschijnlijk niet als een verrassing komen, maar het eigenwoningbezit varieert regionaal sterk. Zo bedraagt het eigenwoningbezit in de regio Groot-Amsterdam 24%, maar in regio’s als Delfzijl, de Achterhoek of Zuid-Limburg stijgt dit percentage tot boven de 38%.
Een ander regionaal verschil is, dat in de Randstad de helft van de 65-plussers in een appartement woont. In grote delen van Friesland en Groningen woont meer dan de helft in een vrijstaand koophuis. Dit grote verschil laat zich misschien verklaren door het feit dat juist in de grensregio’s de vergrijzing het sterkst is.
Honkvast
Ouderen in Nederland steken schril af bij de jongere generaties als het gaat om wat ‘verhuismobiliteit’ heet. Ze blijven zitten waar ze zitten en maken maar weinig verhuisplannen. Ze willen veel minder vaak binnen twee jaar verhuizen dan jongere generaties. In 2021 had slechts één op de vijf babyboomers plannen om binnen twee jaar weer te verhuizen. Ouderen willen zelfs niet verhuizen als er problematische woonsituaties ontstaan. Bij jongeren onder de 35 jaar is de verhuisdrang tweemaal zo hoog.
Gros van de oudere huiseigenaren wil verhuizen vanwege zorg of gezondheid.
Waarom is de babyboomer zo honkvast? Het meest geciteerde antwoord op die vraag is dat hij/zij min of meer vergroeid is met de buurt. Ongeveer de helft van de 75-plussers woont al 30 jaar of langer in dezelfde buurt. Als ze al willen verhuizen, bijvoorbeeld om gezondheidsredenen of een groeiende zorgbehoefte, dan nog hebben ze een duidelijke voorkeur om binnen de eigen buurt te blijven.
Er is wellicht nog een tweede reden waarom de babyboomers zo honkvast zijn en die is van financiële aard. Ze hebben vaak extreem lage woonlasten. Verhuizen betekent bijna automatisch hogere lasten en daar voelen ze niet voor behalve als het echt noodzakelijk is. Dat is vaak een haperende gezondheid of het plotseling overlijden van een partner.
Deze twee oorzaken maken overigens dat het beeld minder statisch is dan hierboven geschetst. Onderzoek laat zien dat pakweg 25% van de 65-plus huishoudens na hun 65ste nog verhuisd zijn. Het gaat dan vooral om 75-plussers.
Van groot naar klein
Als de 65-plussers eindelijk besluiten om te gaan verhuizen, dan kiezen ze vaak opnieuw voor een koopwoning, waarbij het appartement favoriet is. De nieuwe woning is daarmee kleiner en ook goedkoper. Dat is een niet onbelangrijke constatering. Voor de woningmarkt is dit een win-win situatie. Jongeren onder 45 jaar met een verhuiswens willen immers vaak groter gaan wonen.
Een tweede belangrijk gegeven voor de woningmarkt is, dat de verhuizende babyboomer een fors aantal woningen achterlaat. Sinds 2017 gaat het om 50.000 woningen per jaar die vrijkomen. Overigens, woningen komen niet alleen vrij vanwege verhuizingen, maar ook omdat steeds meer babyboomers komen te overlijden.
Voor ieder wat wils.
De vrijgekomen koopwoningen worden voor pakweg 50% gekocht door jongeren in de leeftijdsklasse 25 – 44 jaar. Nog eens een derde kwam in handen van huishoudens tussen 45 – 64 jaar. De tussenwoning is favoriet bij de jongeren tot 34 jaar en de vrijstaande woning is vooral in trek bij 45-plussers. Eigenlijk mag de conclusie luiden dat de babyboomers huizen achterlaten die voor iedere generatie aantrekkelijk zijn.
Conclusie
De babyboomers zijn een partij van belang op de koopwoningmarkt. Het beeld overheerst dat door hun honkvastheid zij de doorstroming verhinderen. Dat beeld is maar ten dele juist. Zoals hierboven vastgesteld komen er sinds 2017 pakweg 50.000 koopwoningen per jaar op de markt door overlijden of verhuizen van ouderen. Dat is geen gering aantal voor de doorstroming. Zeker in vergelijking met de nieuwbouwproductie. In 2022 kwamen “slechts” 35.000 nieuwe koophuizen op de woningmarkt.
Daar komt nog iets bij. De woningen die de babyboomers achterlaten zijn geschikt voor elk type woningzoekende, jong en oud. Tenslotte, het aantal woningen dat door de babyboomers wordt achtergelaten, zal komende jaren door overlijden alleen maar groeien. De een zijn dood, is de ander zijn …….!