Maar
volgens Blok waren door zijn beleid de problemen op de woningmarkt voor eens en
voor altijd opgelost en was er dus geen speciaal ministerie meer nodig. Stef
Blok is te beschouwen als de verpersoonlijking van de neoliberale grondgedachte
dat de markt elk probleem oplost en dat de overheid daarom moet terugtreden.
Anno 2022
ziet Nederland zich geconfronteerd met de uitkomsten van deze rampzalige
opvatting. Wonen heet een grondrecht te zijn voor iedere burger van dit land,
maar de praktijk is een heel andere. Er is een groot en structureel tekort aan
woningen en steeds grotere groepen Nederlanders dreigen afgesloten te worden
van toegang tot de huizenmarkt. Koopprijzen liggen veel te hoog en dat geldt
ook voor de huren in de vrije sector.
Figuur
1 Reële huizenprijzen en
huren, 2014–2021
De uitzichtloosheid vertaalt zich in een roep om schuldigen, om het zwarte schaap. Een abstractie als het neoliberalisme de schuld geven is weinig bevredigend. Daarom wendt de blik zich naar elders. Zo komt de brenger van het slechte nieuws, ABF Research, onder vuur te liggen, omdat de telling van de tekorten niet zouden kloppen. Alsof dat iets verandert aan de reële crisis en de tekorten.
Een nieuwe bevolkingsgroep die schuldig is aan de crisis, vormt sinds kort de groep van senioren van dit land. Aan het einde van 2021 poneerden verschillende gemeentes de stelling dat vooral senioren schuldig waren aan de stagnatie op de woningmarkt. Senioren blijven maar in hun grote eengezinswoning zitten en blokkeren daarmee de doorstroming op de woningmarkt, zo laat de klacht zich gemakkelijk samenvatten.
Is deze klacht terecht? Blijven senioren willens en wetens in hun prachtige eengezinswoning hangen? Al in 2010 publiceerde het ministerie van volkshuisvesting een studie naar het gedrag van senioren op de woningmarkt onder de titel ‘Senioren op de woningmarkt. Nieuwe generaties, andere wensen en eisen.’
Het rapport toont aan dat het aandeel van de 55-plusser op de markt voor eensgezinswoningen sterk is toegenomen sinds 1990. Anno 2006 werd bijna 47% van de eengezinswoningen in de huursector bewoond door 55-plussers. Voor de koopsector bedroeg het aandeel in 2006 34% tegen 28% in 1990. Dat is een opmerkelijke toename, omdat het bestand koopwoningen in die periode flink is toegenomen. Het blijkt ook dat ze vaak een luxer type woning hebben betrokken. Dat gebeurt veelal aan het einde van de wooncarriere, maar ook aan het einde van de maatschappelijke carriere.
Na zijn 55ste verhuist de senior gemiddeld nog minimaal éénmaal. Het bevestigt het beeld dat ouderen langer in hun eengezinswoning blijven en dat geldt zeker voor de hoger opgeleide, zeker als ze met zijn tweeën zijn. Dat bevestigt de gedachte van verschillende gemeentes dat vergrijzing gepaard gaat met een afnemende dynamiek op de woningmarkt.
Figuur 2 Het aandeel recent verhuisde huishoudens naar leeftijdsklasse in 1998, 2002 en 2006
Daar past echter wel een kanttekening bij. De afnemende verhuisactiviteit is wel in lijn met de trend op de woningmarkt, zoals figuur 2 laat zien. Is er veel dynamiek op de huizenmarkt, dan verhuist de senior ook vaker. Maar het omgekeerde is ook het geval.
De geringe verhuisgeneigdheid
geldt voor alle leeftijdsklassen boven 55 jaar. Van de 75-plussers wil bijna
70% tot de dood toe in de eigen woning blijven wonen.
De belangrijkste reden om
niet te willen verhuizen is onder de noemer ‘tevredenheid’ te vangen. De
senioren zijn volgens het rapport uitermate tevreden met hun
woonomstandigheden.
Als ouderen wel willen verhuizen, dan heeft dat in de eerste plaats te maken met de woning. Die is te groot of niet gelijkvloers. De tweede belangrijke reden is de gezondheid. Ouderen weten dat de kans groot is dat de gezondheid minder wordt en dat beperkingen toenemen. Dat maakt verhuizen op de langere termijn wenselijk.
Figuur 3 Aandeel op korte termijn verhuis geneigde ouderen dat gezondheid of ‘de woning’ als verhuisreden noemt, naar leeftijdsgroep
Als ouderen besluiten te
gaan verhuizen, dan is zeker bij de hoger opgeleide met een goed inkomen de
wens nadrukkelijk aanwezig om opnieuw te gaan kopen. De beperkende factor bij
uitstek is de gezondheid. Is die kwakkelend dan wordt de wens om toch maar te
huren groter.
Maar wordt er uiteindelijk
verhuisd? Dat valt wel tegen. Slechts 25% van de ouderen die van een koopwoning
naar een huurappartement willen verhuizen, doen dat ook daadwerkelijk. Dat zijn
vaak woningzoekenden met een laag inkomen. Waarom dat is, laat zich moeilijk
raden. Er zijn meerdere fricties denkbaar:
•
Het aanbod in de huursector sluit niet goed aan op wensen en mogelijkheden.
•
De stap van lage hypotheeklasten naar een hoge huur vormt een drempel.
•
Verkoop van de woning kan problemen opleveren.
•
Onbekendheid van de regels op de huurmarkt kan een belemmering zijn, evenals de
regels zelf.
•
Binding en gehechtheid aan de woning en buurt houdt een feitelijke verhuizing
tegen.
Figuur
4 Gewenste woningtypen naar
eigendomsverhouding door verhuis geneigde eigenaar-bewoners en huurders, naar
leeftijd
Het is zonder meer jammer dat
vooral de groep met de lagere inkomens te weinig in staat is om door te
stromen. Ze laten immers een niet al te dure koopwoning achter. Dat zou een
belangrijke rol kunnen spelen bij het beter laten functioneren van de woningmarkt.
Ja, de moderne senioren
zouden het liefst tot hun dood willen blijven wonen waar ze wonen. Als ze al
willen verhuizen, dan speelt gezondheid vaak een grote rol. Het probleem is dan
wel dat noch de koper noch de huurder op de woningmarkt terecht kan om zijn
woning te kunnen verlaten. Het is misschien niet onverstandig voor de
verschillende overheden om beter in kaart te brengen wat de wensen en
verlangens van de senior zijn in plaats van hen de rol van zwart schaap toe te
delen!